Veelgestelde vragen over monitoring (FAQ)

27 november 2024

Op 18 november 2024 vond er een webinar over het monitoren van burgerschapscompetenties plaats. Een Q&A-sessie maakte onderdeel uit van dit webinar, waarbij een aantal vragen van het kijkende publiek zijn behandeld en beantwoord. Een behoorlijk aantal zijn echter blijven liggen. Op deze pagina beantwoorden we veelgestelde vragen (een FAQ) over het monitoren van burgerschapscompetenties.

Praktische vragen over webinar

Inhoudelijke vragen over monitoring

  • Ik heb moeite om het monitoren op mijn school vorm te geven. Waar kan ik ondersteuning krijgen?

    Het Expertisepunt Burgerschap biedt kosteloos adviseurs aan om je op weg te helpen. Zij zijn deskundigen die weten wat er in de onderwijspraktijk speelt en je advies op maat bieden. Dit advies is beschikbaar voor onderwijsteams, teamleiders, onderwijs- en beleidsadviseurs op school en schooldirecteuren of -besturen in het primair, voortgezet, gespecialiseerd en middelbaar beroepsonderwijs (po, vo, go en mbo).

    De adviseurs helpen je om de volgende stap te zetten in het doelgericht en samenhangend vormgeven van burgerschap op jullie school. Het advies kan gaan over monitoring, maar ook over andere aspecten van jullie burgerschapsonderwijs die hiermee samenhangen. Klik hier voor meer informatie over de adviseurs.

    Daarnaast is onze helpdesk beschikbaar voor meer informatieve vragen. Klik hier voor meer informatie over de helpdesk.

    Heb je behoefte aan langdurige ondersteuning? Bekijk dan het overzicht aan aanbieders in de categorie ‘Advies en begeleiding’ van ons professionaliseringsaanbod.

  • Waaruit vloeit de verplichting tot monitoring voort? Wat vormt haar wettelijke basis?

    Volgens de nieuwe burgerschapswet dient het burgerschapsonderwijs op elke school doelgericht, samenhangend en herkenbaar te zijn. Dit vormen de drie onderwijskundige eisen.  Zie hier voor de wettekst voor het primair onderwijs, zie hier voor de wettekst voor het voortgezet onderwijs.

    De term ‘doelgericht’ heeft daarbij twee gerelateerde betekenissen:

    1)      Het betekent op de eerste plaats dat er concrete leerdoelen nodig zijn, waarin zichtbaar worden welke competenties de school met het onderwijs nastreeft. Concrete leerdoelen zijn leerdoelen die duidelijk maken aan welke groepen leerlingen de school wat wil leren. Een school formuleert zo concreet mogelijk welke kennis, vaardigheden en houdingen ze hun leerlingen willen aanleren.

    2)      Dat het onderwijs doelgericht moet zijn, betekent op de tweede plaats ook dat inzicht nodig is in de resultaten van het onderwijs. Dit betekent dat van scholen wordt gevraagd de leerresultaten voor burgerschap in kaart te brengen, zodat kan worden nagegaan of de concrete leerdoelen worden gerealiseerd. Via monitoring kan dit inzicht (deels) worden verkregen.

    In de toelichting op de wet (Memorie van Toelichting) wordt aangegeven waarom de wetgever het monitoren van burgerschapscompetenties belangrijk vindt. Ze schrijft in die toelichting dat het regelmatig monitoren van de ontwikkeling van de burgerschapscompetenties van leerlingen van belang is, omdat.

    a)      het scholen helpt het onderwijs af te stemmen op de actuele leerbehoefte van leerlingen en bij te stellen op basis van wat de leerlingen daadwerkelijk hebben geleerd (afstemming);

    b)      het scholen informatie geeft over de punten waarop verdere verbetering (ontwikkeling) van het onderwijs mogelijk of nodig is.

    Daarnaast dienen scholen de opbrengsten van het burgerschapsonderwijs te evalueren en verantwoording daarover af te leggen (in het schoolplan en de schoolgids). Welke resultaten zien we, wat zeggen deze resultaten over ons burgerschapsonderwijs en met welke resultaten zijn we tevreden?

  • Welke eisen stelt de Inspectie van het Onderwijs aan het monitoren van burgerschapscompetenties?

    Scholen kunnen volgens de Inspectie zelf bepalen hoe ze burgerschapscompetenties van hun leerlingen in kaart brengen. Dit kan met gestandaardiseerde instrumenten of op andere manieren (zoals met een portfolio, rubrics of anders). De gegevens moeten bruikbaar zijn om een beeld te geven van de leerdoelen waar het om gaat, moeten gebruikt kunnen worden om te beoordelen of de leerdoelen zijn behaald, en moeten een adequaat beeld geven (d.w.z. valide en betrouwbaar zijn).

    Monitoring van burgerschapscompetenties is volgens de Inspectie van belang om:

    1. het onderwijs af te stemmen op de competenties waarover leerlingen beschikken (afstemming);
    2. het onderwijs te verbeteren (verbetering); en
    3. om verantwoording af te leggen (verantwoording).

     

    In de Onderzoekskaders is zij terug te vinden onder de standaard OR2 (‘Sociale en maatschappelijke competenties’). Zie hier voor een overzicht van de Onderzoekskaders.

    De Inspectie van het Onderwijs heeft op meerdere plaatsen informatie beschikbaar over het monitoren van burgerschapscompetenties:

    • Monitoring komt terug in de beantwoording van vragen op haar webinar over burgerschap. Klik hier voor het webinar en de beantwoording van vragen (zie de kop ‘Monitoren’).
    • Er is een ondersteuningspagina opgezet met reflectievragen over het inzichtelijk maken van de leerresultaten. Klik  hier voor de pagina.
    • Bij veelgestelde vragen over het inspectietoezicht op burgerschap komt het aspect monitoring terug. Zie hier voor de vragen, waaronder een vraag over monitoring.
    • In het tijdschrift Van12tot18 heeft een inspecteur zich laten interviewen over de eisen rondom monitoring. Klik hier voor het artikel (achter betaalmuur).
  • Welke monitoringsinstrumenten zijn beschikbaar?

    Een overzicht van monitoringsinstrumenten voor burgerschapscompetenties is terug te vinden in de voorstudie ’Verkenning instrumenten opbrengstgericht burgerschapsonderwijs’ (2019). Deze studie biedt een verkenning van de instrumenten die voorhanden zijn. In een overzicht is weergegeven voor welke klassen een instrument in te zetten is en is de bruikbaarheid beoordeeld op actualiteit, normering en gebruiksvriendelijkheid. Een overzicht aan beschikbare monitoringsinstrumenten (met extra informatie per instrument) is te vinden via onze pagina’s voor het primair en voortgezet onderwijs.

    Belangrijker dan het simpelweg uitkiezen van een monitoringsinstrument, zijn de vragen die voorafgaan of samenhangen met het monitoren. Monitoring blijft een middel om bepaalde doelen te bereiken (afstemming, verbetering en verantwoording). De manier waarop scholen monitoren, kan door de school worden gekozen. De keuze die scholen maken, moet echter wel doordacht en onderbouwd zijn. De wijze van monitoren is vrij, maar de gekozen instrumenten dienen wel aan te sluiten bij de visie, leerdoelen en leerlingenpopulatie. Adviseurs van het Expertisepunt Burgerschap zijn kosteloos beschikbaar om scholen begeleiding te bieden in dit reflectie- en keuzeproces. Hun begeleiding kan gaan over monitoring, maar ook over andere, cruciale aspecten van het beoogde burgerschapsonderwijs die hiermee samenhangen. Klik hier voor meer informatie over de adviseurs. 

  • Hoe combineer ik de door ons gehanteerde of aangeschafte methode met de eis van monitoring?

    Op deze vraag  valt geen algemeen antwoord te geven. Raadpleeg hiervoor de ontwikkelaar of uitgeverij van de methode, soms hebben zij bijbehorende monitoringsinstrumenten beschikbaar.

    Daarnaast is het belangrijk te realiseren dat een methode slechts een middel blijft. Het doel bepaalt een school zelf, op basis van haar visie en leerlingenpopulatie, waaruit concrete leerdoelen voortvloeien. Een school kan gebruik maken van een methode, materialen die door derden ontwikkeld zijn, of van eigen lesmaterialen  Het gaat echter om de leerdoelen die de school zelf heeft opgesteld. Die moeten onder meer zijn toegesneden op wat de leerlingen van de school nodig hebben, en op de context van de school. Dat geldt evenzo voor de leerstof en de ordening daarvan, die moet passen bij de leerdoelen van de school en de context waarin de school onderwijs geeft. Zo zullen de leerdoelen van een school vaak niet gelijk zijn aan die van een algemene methode. Bevordering van burgerschap is bovendien breder, en omvat aspecten als schoolklimaat, voorbeeldgedrag van leraren en andere medewerkers, pedagogisch en didactisch handelen, situaties voor leerlingen om te kunnen oefenen en meer.

    Hoewel methoden of materiaal die door derden zijn ontwikkeld gebruikt kunnen worden, staan de leerdoelen die de school in haar situatie van belang vindt, centraal. De doelen van de methode en de schooleigen leerdoelen zullen doorgaans slechts gedeeltelijk samenvallen. Het gebruik van een methode is daarmee niet per definitie afdoende; het draait erom waarom de methode gekozen is, hoe deze aansluit bij de visie, leerlingenpopulatie en leerdoelen en wat de samenhang is met overige aspecten die bevorderd worden in het burgerschapsonderwijs.

Blijf op de hoogte!

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

"*" geeft vereiste velden aan

Selecteer één of meerdere sectoren*