Dit artikel is een bijdrage aan de kennis over het bespreken van controversiële historische onderwerpen in het geschiedenisonderwijs. Actuele gebeurtenissen vinden hun weg naar het klaslokaal, vooral in het geschiedenisonderwijs. Hoe moet worden omgegaan met de reacties van leerlingen op actuele gebeurtenissen? Hoe ga je om met de behoefte van leerlingen om hun mening te uiten, zeker als die mening onpopulair is? Wat als een leerling simpelweg ongelijk heeft? Hoever kan moreel relativisme worden erkend, onderzocht en bekritiseerd in het geschiedenisonderwijs, wanneer het onderwerp van discussie controversieel en urgent is? Het artikel richt zich op de spontane reacties van leerlingen in het klaslokaal die voortkomen uit:
De controverses waar het in het artikel over gaat, veroorzaken geschillen tussen groepen. Deze kunnen sterke gevoelens oproepen en klaslokalen, gemeenschappen en de samenleving als geheel verdelen. Het bespreken van controversiële kwesties kan niet los worden gezien van de sociaal-politieke en culturele context; de uitdagingen voor leraren kunnen verschillen afhankelijk van de maatschappelijke situatie.
Vaak worden meerdere perspectieven besproken wanneer het gaat om controversiële onderwerpen. De verwachting hierbij is dat leerlingen wederzijds begrip voor verschillende culturen ontwikkelen en tolerante burgers worden. Uit onderzoek blijkt dat het begrijpen van andermans perspectieven makkelijker is voor leerlingen (en leraren), wanneer het gaat over ‘koude geschiedenis’, wanneer je je niet identificeert met het onderwerp, dan wanneer dit wel zo is. Toch blijkt ook dat de houding van de leerling kan afhangen van de lesaanpak en leeractiviteiten. Zowel een kritische onderzoeksaanpak als een empathische, narratieve aanpak lijken positieve effecten te hebben.
Om de houding van leerlingen ten opzichte van andere perspectieven bij controversiële onderwerpen te begrijpen, is het nuttig te kijken naar hoe leerlingen zichzelf positioneren in sociale groepen. Volgens de sociale-identiteitstheorie construeren individuen hun zelfbeeld en dat van anderen door zichzelf en anderen sociaal te categoriseren. Leerlingen kunnen zich bijvoorbeeld verbonden voelen met een specifieke voetbalclub, culturele groep, regio en/of religie. Hiernaast streven mensen naar het behouden van een positieve sociale identiteit door hun eigen groep (in-group) gunstig te vergelijken met andere groepen (out-group). Als leraar geschiedenis is het belangrijk om te beseffen dat historische narratieven dienen als identiteitsbronnen. Ze kunnen leden van groepen helpen een positief zelfbeeld te vormen, terwijl het voor anderen een bedreiging kan zijn voor hun sociale identiteit. In het laatste geval kan dit voor een leerling leiden tot afwijzing van het bewijs.
Deze theorie is gerelateerd aan de sociale identiteitstheorie en stelt dat mensen angst willen vermijden die voortkomt uit het besef van de onvermijdelijkheid van de dood. Deze theorie biedt handvatten voor leraren in situaties die verband houden met terrorisme. Bij een terroristische aanslag worden mensen geconfronteerd met een kwetsbaarheid, de dood, die je niet kan controleren, omdat een aanslag overal kan plaatsvinden. De mortality salience theory stelt dat mensen bevestiging zoeken in hun eigen culturele wereldbeeld om hun angst te beheersen. Dit kan leiden tot afwijzing van andere culturen, in bijvoorbeeld de vorm schuld door associatie van moslims. Beide theorieën verklaren deels dat het voor leraren moeilijk is om direct na een terroristische aanslag verschillende perspectieve te bespreken door intense emoties in de klas.
Lesgeven over controversiële onderwerpen is moeilijk. Belangrijk hiervoor is het combineren van expertise in klassenmanagement, de lesstof en didactiek door de leraar.
In het artikel wordt een model beschreven wat is ontwikkeld om te laten zien hoe conflicten zich in verschillende fasen ontwikkelen.
Aan de hand van input van leraren tijdens een workshop over controversiële onderwerpen is de reactie-reflectie kwadrant ontwikkeld. Het model bestaat uit twee assen die samen vier kwadranten onderscheiden. Elk kwadrant vertegenwoordigt een mogelijke reactie van een leraar op controversiële uitspraken van leerlingen. De horizontale as geeft het effect op de relatie tussen leraar en de leerlingen en loopt van ‘verzwakken’ (negatief) tot ‘versterken’ (positief). De verticale as geeft de inhoud van de reactie van de leraar weer en loopt van ‘niet bespreken’ (negatief) tot ‘wel bespreken’ (positief).
Bjorn Wansink is universitair hoofddocent, lerarenopleider en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Jaap Patist is gepensioneerd lerarenopleider aan de Hogeschool Utrecht. Itzél Zuiker was onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Geerte Savenije is universitair docent, lerarenopleider en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Paul Janssenswillen is lerarenopleider en onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen.
Geerte Savenije was ook te gast bij één van de podcasts over burgerschapsonderwijs. De video-opname is hieronder te vinden.
Lees ook een blog over dit onderwerp van TerInfo.