Op 18 maart 2025 vond het webinar ‘de Inspectie van het Onderwijs over burgerschap’ plaats. In het webinar beschreven twee inspecteurs, Anne Bert Dijkstra en Reinout Boxman, hoe het toezicht op burgerschap is vormgegeven. Het was een interactief webinar, met veel mogelijkheid tot het stellen van vragen in de chat. Hierbij zijn een aantal vragen van het kijkende publiek tijdens het webinar behandeld en beantwoord. Een aantal vragen is ook blijven liggen. Op deze pagina beantwoorden we de veelgestelde vragen (een FAQ).
Ja, het webinar is terug te kijken via deze pagina. Ze is ook als video vindbaar via het YouTube-kanaal van Stichting School & Veiligheid. Daarnaast beschikt de video ook over Nederlandse ondertiteling.
Doelgericht
De wettelijke eis dat de bevordering van burgerschap ‘doelgericht’ moet zijn, betekent dat een school moet werken met concrete leerdoelen. Concrete leerdoelen zijn leerdoelen die duidelijk maken aan welke groepen leerlingen de school wat wil leren.
Een school heeft voor ogen wat leerlingen bij het verlaten van de school geleerd moeten hebben. Wat is het beoogde leerresultaat? Dit beoogde leerresultaat kan een school beschrijven in einddoelen, of in meerdere tussendoelen die samen een beeld geven van het einddoel. De leerdoelen zijn..
a) uitgesplitst in kennis, houdingen en vaardigheden;
b) passend bij de (risico’s van de) leerlingenpopulatie;
c) dekkend voor het bevorderen van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en de gewenste/verplichte sociale en maatschappelijke competenties (ambities van de school, kerndoelen en exameneisen).
Elke school heeft de vrijheid om zelf te bepalen wat haar leerdoelen voor het burgerschapsonderwijs zijn (inhoud) en wie de precieze doelgroepen zijn (gesorteerd op leerjaar, bouw of domein of anderszins). Verwacht wordt dat een school leerdoelen opstelt en deze toespitst op haar leerlingenpopulatie en eigen context. Hoe de leerdoelen exact ingevuld worden, is aan de school zelf.
Samenhangend
De wettelijke eis dat de bevordering van burgerschap ‘samenhangend’ moet zijn, betekent dat er een gepland curriculum is. De leerdoelen, de te leren inhoud en de aanpak van de school, volgen een logische opbouw. De kernvragen die bij deze planning worden gesteld, zijn als volgt:
a) Hoe past de leerstof bij de gekozen leerdoelen? Zijn de leerinhouden en de leerdoelen over en weer dekkend?
b) Wat komt eerst, wat later? Is de opbouw over leerjaren en vakken/leerdomeinen afgestemd? Op welke manier en via welke stappen wordt naar het einddoel toegewerkt?
Het zorgen voor samenhang betekent dus dat de invulling van burgerschap tussen vakken, leerdomeinen en leerjaren is afgestemd. Dat betekent dat de ene leraar/vaksectie weet wat de andere doet. Denk daarbij ook aan afstemming van inhoudelijke, pedagogische en didactische aspecten.
Elke school heeft de vrijheid om zelf te bepalen hoe zij deze samenhang aanbrengt. Zij kan bijvoorbeeld kiezen om van eenvoudig naar complex te gaan, te werken met een doorgaande leerlijn of besluiten andere ontwerpprincipes te hanteren. Ook heeft elke school de vrijheid om te bepalen hoe zij haar ‘oefenplaats’ vormgeeft en wat voor pedagogisch-didactische aanpakken zij passend vindt bij de gekozen leerstof en haar leerlingenpopulatie. Verwacht wordt dat een school samenhang aanbrengt in haar curriculum. Hoe die samenhang exact eruit ziet, is aan de school zelf.
Herkenbaar
De wettelijke eis dat het burgerschapsonderwijs ‘herkenbaar’ moet zijn, betekent dat het geplande curriculum van de school terug te zien is in de onderwijspraktijk. Zegt een school wat ze doet en doet een school vervolgens ook wat ze zegt? Wordt het geplande aanbod gerealiseerd?
SLO heeft een publicatie over ‘Leerdoelen en succescriteria in het primair onderwijs’ (2022). Op pagina 11 is een checklist opgenomen om te bepalen of een leerdoel voldoende concreet is. Het toepassen van SMART-criteria is een andere bekende methode om tot concrete leerdoelen te komen. SMART is de afkorting voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
Op de website Kennisrotonde (een initiatief van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO)) worden onderwijsvragen met kennis uit onderzoek beantwoord. Eén van haar vragen ging over de effectiviteit van het uitschrijven van leerdoelen op het bord tijdens een les. Het gegeven antwoord is ook relevant voor personen die bezig zijn met het opstellen van leerdoelen voor hun burgerschapsonderwijs.
‘Achterwaarts ontwerpen’ (backward design) is een bekende techniek die regelmatig ingezet wordt om leerdoelen samenhangend te ontwerpen. Het onderstaande kennisbank-artikel van Onderwijskennis.nl gaat deels in op deze techniek:
Bij de standaard OR2 onderzoekt de Inspectie van het Onderwijs of scholen zich kunnen verantwoorden over de eindresultaten van schoolverlaters wat betreft hun sociale en maatschappelijke competenties. Brengt de school de eindresultaten van schoolverlaters voor sociale en maatschappelijke competenties in beeld? Kernvragen die hierbij gesteld worden, zijn als volgt:
a) Heeft de school voor schoolverlaters streefdoelen, streefniveaus en een schoolnorm geformuleerd voor eindresultaten voor sociale en maatschappelijke competenties?
b) Passen de streefdoelen en streefniveaus voor sociale en maatschappelijke competenties volgens de school bij de verwachtingen van het vervolgonderwijs van de schoolverlaters?
c) Toetst de school welke eindresultaten voor sociale en maatschappelijke competenties de schoolverlaters hebben bereikt? Zo ja, op welke wijze/met welke instrumenten?
d) Zet de school de eindresultaten van de schoolverlaters af tegen de beoogde streefdoelen en streefniveaus en tegen een schoolnorm?
De wijze van evalueren en monitoren wordt ingevuld door de school zelf. Voorbeelden van gangbare praktijken zijn een gestandaardiseerd meetinstrument, het bijhouden leervorderingen (bijvoorbeeld via een leerlingvolgsysteem), beoordelingen van toetsen, proefwerken, werkstukken en presentaties, het gebruik van portfolio’s, rubrics, observaties, enzovoort.
De Inspectie van het Onderwijs stelt echter wel functionele eisen aan het beoogde wijze van evalueren en monitoren. Het gekozen monitoringsinstrument dient de resultaten op een betrouwbare en inzichtelijke manier in kaart te brengen.
De eisen ‘betrouwbaarheid’ en ‘inzichtelijkheid’ hebben de onderstaande gevolgen voor het beoogde monitoringsinstrument:
a) Zij geeft betrouwbare informatie voor afstemming op actuele leerbehoefte.
b) Zij geeft betrouwbare informatie om een goed beeld te krijgen bij wat leerlingen hebben geleerd en sluit aan bij leerdoelen van de school.
c) Zij bevat vaste, eenduidige normen om te beoordelen wat het beheersingsniveau is van de leerlingen (in hoeverre bereiken zij de leerdoelen?). Er is een duidelijke en transparante maatstaf wat betreft het gewenste beheersingsniveau.
d) Zij bevat informatie over kennis, houdingen en vaardigheden.
e) Zij bevat informatie over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en sociale en maatschappelijke competenties.
Van belang is dat de school deze (tussentijdse) resultaten gebruikt ter ondersteuning van het leerproces van leerlingen (afstemming op actuele leerbehoefte), ontwikkeling van het onderwijs (verbetering) en ter verantwoording. Benut de school de resultaatgegevens ten behoeve van haar kwaliteitszorg? En staan de resultaten vermeld in de schoolgids?
Op moment van schrijven (maart 2025) treedt de Inspectie van het Onderwijs niet oordelend, maar stimulerend op. In het webinar werd aangegeven dat deze situatie voor het primair en voortgezet onderwijs per 1 augustus 2026 zal wijzigen.
Voor het toezicht op het (voortgezet) speciaal onderwijs geldt een andere situatie. Sinds 1 augustus 2024 beoordeelt de Inspectie bij elk kwaliteitsonderzoek de standaard Sociale en maatschappelijke competenties (OR2). Dit heeft zij aangekondigd in haar nieuwsbrief van juni 2024. Een kwaliteitsonderzoek is een onderzoek dat de Inspectie uitvoert naar aanleiding van risico’s op één of meerdere gebieden, binnengekomen signalen of als gevolg van een steekproef (sinds september 2023 voert de Inspectie ook steekproefsgewijs kwaliteitsonderzoeken uit).
Abonneer jezelf op één van de nieuwsbrieven van de Inspectie van het Onderwijs wanneer je goed op de hoogte wilt blijven van de ontwikkelingen in haar werkwijze en Onderzoekskaders.
Op 18 november 2024 heeft het Expertisepunt Burgerschap een webinar georganiseerd over het monitoren van burgerschapscompetenties. Via de onderstaande pagina’s kom je terecht op de ontsluitingspagina en de bijbehorende veelgestelde vragen (FAQ):
De wet stelt geen eisen aan het feit of de school haar burgerschapsonderwijs als apart vak of geïntegreerd aanbiedt. Het is dus niet verplicht om voor één van beide opties te kiezen – scholen moeten hier zelf keuzes in maken. Wel biedt een integrale aanpak volgens het kennisbank-artikel ‘Wettelijke eisen en onderwijs dat past bij de school’ van Onderwijskennis.nl veel voordelen, “bijvoorbeeld dat bevordering van burgerschap ’meekomt’ in het gehele curriculum.”
Een nulmeting is volgens de Inspectie van het Onderwijs geen verplicht onderdeel van een beleidsplan. Los van het inspectietoezicht, kan het wel raadzaam zijn om een nulmeting af te nemen om een beeld te krijgen van de situatie bij u op school.
Het Expertisepunt Burgerschap biedt de QuickScan aan voor een specifiek soort nulmeting. Dit instrument richt zich uitsluitend op personeelsleden en bevraagt men op hun mening over de huidige stand van zaken van het burgerschapsonderwijs op uw school. De resultaten kunnen worden uitgedraaid als PDF-bestand en zodoende worden ingevoegd in het beleidsplan. De QuickScan kan ook gebruikt worden als (tussentijdse) evaluatie. Klik hier voor de website van de QuickScan en voor meer informatie over dit instrument.
Bekijk ook onze pagina ‘Instrumenten’ voor het primair, voortgezet en gespecialiseerd onderwijs voor meer van dergelijke instrumenten.
Momenteel zijn de conceptkerndoelen voor burgerschap in de fase van beproeven; zij hebben nog geen wettelijke status. Dit betekent dat de huidige kerndoelen nog steeds van kracht zijn. Bekijk de website van SLO voor de momenteel geldende kerndoelen voor de verschillende onderwijssectoren. Voor de actuele stand van zaken in het actualisatieproces, kan de website actualisatiekerndoelen.nl geraadpleegd worden. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs worden de functionele conceptkerndoelen binnenkort opgeleverd. Deze laatste set kerndoelen is bedoeld voor zeer moeilijk leren of meervoudig beperkte leerlingen en leerlingen met een uitstroomprofiel arbeidsmarkt of dagbesteding. Deze set zal binnenkort ook de beproefd worden op bruikbaarheid in de praktijk (beproevingsfase).
Op dit moment is er geen wettelijke grondslag om kerndoelen vast te stellen die specifiek zijn voor burgerschap. Om deze wettelijke grondslag te regelen, heeft de regering het wetsvoorstel ‘Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen’ ingediend. De beoogde datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 augustus 2026. Vanaf het moment van inwerkingtreding kunnen kerndoelen voor burgerschap worden vastgesteld.
Kerndoelen zijn globale beschrijvingen van belangrijke onderwijsinhouden. Ze geven op hoofdlijnen aan wat inhoudelijk gezien in elk geval aan bod moet komen voor leerlingen in het primair onderwijs en onderbouw van het voortgezet onderwijs. Hoe de kerndoelen daadwerkelijk terugkomen in de lessen, is aan scholen zelf. Kerndoelen bieden een breed kader waarbinnen scholen hun eigen onderwijs kunnen vormgeven en schooleigen leerdoelen kunnen formuleren.
De inhoud van de kerndoelen is om die reden niet heel precies omschreven. De wetgever geeft op die manier scholen de mogelijkheid om zelf haar onderwijs vorm te geven. Als de wetgever de kerndoelen veel preciezer zou omschrijven, zou dit ten koste gaan van de onderwijsvrijheid in Nederland, zoals neergelegd in artikel 23 van de Grondwet. Dit geldt evenzo (of zelfs nog nadrukkelijker) voor de kerndoelen voor burgerschap.
De conceptkerndoelen voor burgerschap bevatten beheersingsdoelen en aanbodsdoelen. Beheersingsdoelen zijn gericht op het verwerven van kennis, inzicht of vaardigheden door leerlingen. Men kan ze herkennen aan de volgende vorm: ‘De leerling [handelingswerkwoord]…’
Aanbodsdoelen zijn een nieuw verschijnsel. Tot op heden zijn kerndoelen uitsluitend beheersingsdoelen. De huidige, wettelijke definitie van een kerndoel luidt: ‘de na te streven inhoudelijke doelstellingen voor het onderwijsprogramma die gericht is op het verwerven van kennis, inzicht of vaardigheden door leerlingen’. Via het wetsvoorstel ‘Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen’ wordt ‘het opdoen van ervaringen’ aan deze definitie toegevoegd. Deze uitbreiding maakt het bestaan van aanbodsdoelen mogelijk.
Deze aanbodsdoelen zijn niet gericht op datgene wat door de leerling eigengemaakt moet worden, maar op de ervaringen die een leerling binnen het onderwijs dient op te doen en daarmee het noodzakelijke aanbod waar een leerling in het onderwijs mee in aanraking dient te komen. Deze aanbodsdoelen richten zich in de formulering dan ook tot de school en niet op de leerling. Aanbodsdoelen beschrijven niet wat de leerling moet leren en vervolgens kennen of kunnen, maar wat een school moet aanbieden om de kerndoelen goed in het onderwijsprogramma te laten terugkomen. Men kan ze herkennen aan de volgende vorm: ‘De school …’
De Inspectie van het Onderwijs heeft de beoordeling van de schoolcultuur opgenomen in haar waarderingskader voor scholen. Zij komt terug in het kwaliteitsgebied Veiligheid en schoolklimaat. Dit kwaliteitsgebied bestaat uit twee standaarden: VS1 (Veiligheid) en VS2 (Schoolklimaat). De kernvragen die hierbij gesteld worden, zijn als volgt:
a) Zijn de basiswaarden zichtbaar in de school?
b) Kunnen alle leerlingen oefenen met de basiswaarden? Welke oefenmomenten biedt het geplande curriculum daarvoor?
c) Is de schoolcultuur niet in strijd met de basiswaarden? Worden discriminerende uitingen en onverdraagzaam gedrag gesignaleerd en gecorrigeerd?
Om te voldoen aan de beschreven basiskwaliteit in standaard VS1, geldt dat de school een veiligheidsbeleid heeft met een samenhangende set van maatregelen. Het beschreven beleid dient gericht te zijn op het voorkomen, afhandelen, registreren en evalueren van incidenten (en de school voert dat beleid ook uit). De school voorkomt, zoveel als mogelijk, (digitaal) pesten, agressie en geweld in elke vorm en treedt zo nodig snel en adequaat op. Dat geldt ook bij uitingen die strijdig zijn met basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals discriminatie en onverdraagzaamheid. Deze laatstgenoemde eis, om uitingen die strijdig zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat te voorkomen en snel en adequaat op te treden wanneer zij plaatsvinden, raakt aan de schoolcultuur. Voor het overige zijn de pagina’s ‘Seksueel misdrijf’, ‘Monitor sociale veiligheid’ en ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ relevant voor deze standaard. Voor meer informatie over sociale veiligheid op school, kan men de website van Stichting School & Veiligheid raadplegen en waar nodig advies inwinnen via haar Adviespunt.
Om te voldoen aan de beschreven basiskwaliteit in standaard VS2, dient een school een schoolklimaat te hebben dat bijdraagt aan het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties.
De school bereidt de leerlingen voor op het leven in de maatschappij. Zij creëert daarvoor een oefenplaats die leerlingen ondersteunt bij het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties. In de school doen leerlingen ervaring op met de omgang met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de pluriforme samenleving. Het schoolbestuur ziet erop toe dat de school zorgdraagt voor een schoolklimaat dat in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en bijdraagt aan de bevordering daarvan. Het personeel van de school is in zijn gedrag een voorbeeld voor de leerlingen: personeelsleden leven de basiswaarden zichtbaar na.
De school stemt aanpak en aanbod af op de leerlingenpopulatie van de school en de leefwereld van de leerlingen. Dit betekent dat de school de aanpak afstemt op mogelijke risico’s in leerlingenpopulatie, de actualiteit en de context waarin leerlingen opgroeien. Ook signaleert en corrigeert de school uitingen van leerlingen die met de basiswaarden in strijd zijn, zoals discriminerende uitingen of onverdraagzaam gedrag. De genoemde eisen uit deze standaard raken in grotere mate aan de schoolcultuur. De pagina ‘Pedagogisch klimaat’ is relevant voor deze standaard.
De Inspectie van het Onderwijs heeft geen visie of oordeel over hoe persoonsvorming zich tot burgerschapsvorming verhoudt. Het is aan scholen zelf om te bepalen hoe zij hun burgerschapsonderwijs vormgeven. Zij heeft de vrijheid om accenten te leggen op persoonsvormende elementen binnen haar burgerschapsonderwijs.
Los van het inspectietoezicht, bestaan er uiteenlopende visies over hoe persoonsvorming zich tot burgerschapsvorming verhoudt. Verus, een vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, houdt zich veel bezig met de rol van persoonsvorming als onderdeel van burgerschapsvorming.
De Inspectie van het Onderwijs schrijft niet voor welke ambities scholen moeten hebben op het gebied van sociale en maatschappelijke competenties. Scholen hebben de vrijheid om zelf accenten te leggen, aansluitend bij hun identiteit, (onderwijskundige) visie, leerlingenpopulatie, relevante maatschappelijke vraagstukken en verdere context. Hierdoor is het mogelijk dat een school een accent legt op sociale competenties rondom seksualiteit. Het draait er veeleer om dat scholen beredeneerde keuzes maken: wat wil de school met het geven van seksuele voorlichting bereiken, met welke resultaten is zij tevreden, hoe hangt zij samen met het overige aanbod van het beoogde burgerschapsonderwijs? Zijn er concrete leerdoelen voor aanwezig, hoe worden de leerresultaten in kaart gebracht, et cetera.
Op moment van schrijven raken enkele kerndoelen aan het geven van seksuele voorlichting. Zo verplicht kerndoel 34 in het primair onderwijs en kerndoel 49 in het speciaal onderwijs scholen om leerlingen te leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. Kerndoel 38 in het primair onderwijs, kerndoel 43 in het voortgezet onderwijs en kerndoel 53 in het speciaal onderwijs verplichten scholen om leerlingen respectvol te leren omgaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Scholen hebben zoals hierboven al gesteld de ruimte om zelf te bepalen hoe zij haar onderwijs hierover vormgeeft, rekening houdend met identiteit, (onderwijskundige) visie en leerlingenpopulatie.
In de ‘Handreiking burgerschap funderend onderwijs’ (2021) van SLO staat een overzicht van de momenteel geldende kerndoelen die gekoppeld kunnen worden aan het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die leerlingen in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme democratische samenleving.
Het Expertisepunt Burgerschap biedt kosteloos adviseurs aan om jullie school te ondersteunen bij een herstelopdracht. Onze adviseurs zijn deskundigen die weten wat er in de onderwijspraktijk speelt en je advies op maat bieden. Dit advies is beschikbaar voor onderwijsteams, teamleiders, onderwijs- en beleidsadviseurs op school en schooldirecteuren of -besturen in het primair, voortgezet en gespecialiseerd en onderwijs (po, vo en go).
De adviseurs helpen je om de volgende stap te zetten in het doelgericht en samenhangend vormgeven van burgerschap op jullie school. Het advies kan gaan over een herstelopdracht, maar ook over andere relevante onderwerpen rondom het burgerschapsonderwijs. Een adviseur denkt graag mee, maar een school blijft altijd zelf verantwoordelijk om aan een gegeven herstelopdracht te voldoen. Klik hier voor meer informatie over de adviseurs.
Daarnaast is onze helpdesk beschikbaar voor meer informatieve vragen. Klik hier voor meer informatie over de helpdesk.
Heb je behoefte aan langdurige ondersteuning? Bekijk dan het overzicht aan aanbieders in de categorie ‘Advies en begeleiding’ van ons professionaliseringsaanbod in het primair, voortgezet en gespecialiseerd onderwijs.