”Houden we in het werken aan burgerschapsvorming op school voldoende rekening met leerlingen die een beperking hebben? De samenleving en het onderwijs zijn systemen die ontworpen zijn voor de meerderheid. In het onderwijs betekent dit dat leerlingen die tot een minderheid behoren, minder goed bediend worden. Corrie Tijsseling (onderzoeker bij Kentalis) pleit voor de erkenning van functionele diversiteit in burgerschapsvorming. Ook leerlingen die een lichaam of brein hebben dat anders functioneert, verdienen expliciete aandacht voor het ontwikkelen van een actieve rol, een constructieve houding en een sterk zelfbeeld, zodat zij volwaardige burgers kunnen worden.”
Burgerschap voor personen met een beperking
Bij burgerschapsvorming wordt rekening gehouden met diversiteit. Dit gaat echter meestal over etniciteit en gender. Er bestaat alleen ook zoiets als functionele diversiteit: een lichaam of brein hebben dat anders functioneert. Deze vorm van diversiteit krijgt nog maar weinig aandacht. Daarnaast is het zo dat het onderwijs en maatschappelijke systemen zijn ontworpen voor de meerderheid, waardoor minderheden, inclusief mensen met een beperking, minder goed worden bediend.
Socialisatie en individuatie
Om het systeem te veranderen, is het noodzakelijk dat mensen met beperkingen actief kunnen participeren in de samenleving en hun rechten kennen en opeisen. Hier is socialisatie nodig, wat samen met individuatie en kwalificatie de drie functies van onderwijs zijn. Socialisatie is het toeleiden van leerlingen naar het functioneren als burger in een samenleving. Daarnaast is individuatie van belang: het worden van een autonoom persoon die onafhankelijke keuzes maakt.
Socialisatie draait om vertrouwd raken met sociale en culturele orden, terwijl individuatie gaat over het maken van autonome keuzes, los van die orden. Dit kan bijvoorbeeld door te protesteren. Individuatie wordt soms vertaald naar persoonsvorming, waarbij men denkt aan de ontwikkeling van een aangename persoonlijkheid. Het gaat echter om subjectificatie: het worden van een zelfstandig subject dat zichzelf bepaalt, ongeacht de mening van anderen. Het tegenovergestelde, objectificatie, betekent dat iemand wordt bepaald door anderen. Bij leerlingen met beperkingen, zowel in het regulier als speciaal onderwijs, is het risico op objectificatie groter, omdat er vaker over hen wordt gesproken en beslist, dan met hen.
Protest
Verandering komt niet vanzelf; soms is het nodig om het systeem flink op te schudden. Bekende protestbewegingen zoals het Maagdenhuisprotest en de klimaatstakingen van scholieren illustreren dit. Protesten van mensen met een beperking zijn echter veel minder zichtbaar, terwijl juist zij vaak in een samenleving functioneren die niet is afgestemd op hun behoeften. Boos worden is daarom niet alleen begrijpelijk, maar ook noodzakelijk. “We moeten willen dat leerlingen en medewerkers met een beperking boos worden, vooral als het gaat ‘over ons, zonder ons’”. We zeggen dat gelijkwaardigheid en inclusie de norm zijn, dus dan moeten zij in staat zijn om hun rechten op te eisen.
Constructief boos worden vraagt echter om kritisch reflexief denken: het vermogen om na te denken over eigen mogelijkheden, keuzes en handelingen. Dit kan individueel of in dialoog plaatsvinden, waarbij motieven, doelen en verwachtingen worden besproken. Het ontwikkelen van deze vaardigheid is dan ook essentieel binnen burgerschapsvorming voor leerlingen met een beperking.
Informatie over de auteur
Dr. Corrie Tijseling is senior onderzoeker bij de Koninklijke Kentalis. Ze heeft pedagogische wetenschappen gestudeerd en promoveerde in 2014 in de historische pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Dit deed ze op een proefschrift met de titel School, waar?