Het rapport ‘Democratische kernwaarden in het voortgezet onderwijs 2022/2024’ biedt een diepgaand inzicht in hoe leerlingen van havo en vwo in de laatste jaren van hun schoolcarrière hun opvattingen over democratische waarden ontwikkelen. Dit artikel beschrijft de belangrijkste bevindingen van dit recente rapport en gaat dieper in op de rol en effecten van het burgerschapsonderwijs, evenals een overzicht van de voorgaande jaren van het onderzoek naar democratische kernwaarden in het Nederlandse voortgezet onderwijs.
Het onderzoek naar democratische kernwaarden in het voortgezet onderwijs is onderdeel van een meerjarig project dat bekendstaat als het Adolescentenpanel Democratische Kernwaarden en Schoolloopbanen (ADKS). Dit panel volgt duizenden Nederlandse leerlingen in hun middelbare schoolloopbaan, waarbij hun opvattingen over de democratische rechtsstaat in kaart worden gebracht. Het huidige rapport, dat de resultaten van de vijfde en zesde jaar van het onderzoek bespreekt, vormt het afsluitende deel van dit zesjarige project. In dit laatste jaarrapport worden de bevindingen van jongeren in jaar vijf en zes in kaart gebracht, hierbij gaat het om leerlingen uit havo vijf en leerlingen uit vwo zes. Leerlingen van het vmbo hebben hun middelbare school na vier jaar afgerond.
Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat jongeren in het voortgezet onderwijs een sterke hechting hebben aan de democratie en dat deze steun sterker wordt naarmate zij ouder worden. Zowel havo- als vwo-leerlingen tonen een voorkeur voor een representatieve democratie als bestuursvorm, waarbij autoritaire modellen en inperking van het stemrecht stelselmatig worden afgewezen. Deze steun blijft in jaren 5 en 6 op een hoog niveau, met vwo-leerlingen die vaker het belang van een bestuur door experts benadrukken.
Hoewel er een sterke steun voor democratie zichtbaar is, laat het onderzoek ook substantiële verschillen zien in politieke betrokkenheid tussen leerlingen van verschillende opleidingsniveaus en met verschillende achtergronden. De verschillen in politiek zelfvertrouwen, betrokkenheid bij verkiezingen en vertrouwen in publieke ambtsdragers blijven stabiel gedurende de schooljaren, wat suggereert dat het burgerschapsonderwijs tot nu toe onvoldoende bijdraagt aan het verkleinen van deze ongelijkheden.
In de hogere jaren van het voortgezet onderwijs (jaren 5 en 6) geven jongeren vaker aan dat ze over politiek leren van vrienden, terwijl de gesprekken over politiek met ouders stabiel blijven. Deze verschuiving benadrukt het groeiende belang van leeftijdsgenoten als bron van politieke socialisatie naarmate jongeren ouder worden. Ook blijft het politiek zelfvertrouwen hoger onder vwo-leerlingen dan onder havo-leerlingen, en zijn jongeren met een hogere sociaaleconomische status meer geneigd om gesprekken over politiek aan te gaan.
Leerlingen ontwikkelen steeds sterkere en meer genuanceerde opvattingen over vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstraties. Terwijl de meeste jongeren weinig disruptieve demonstraties accepteren, is er weinig steun voor gewelddadige of bedreigende acties. Bovendien maken ze een steeds duidelijker onderscheid tussen verschillende soorten meningsuitingen en hoe acceptabel deze zijn, met een toenemende tolerantie voor politieke kritiek.
Het onderzoek, dat zes jaar lang de ontwikkeling van leerlingen volgde, biedt belangrijke inzichten in de effectiviteit van het huidige burgerschapsonderwijs. De eerste jaren van het onderzoek toonden dat de meeste leerlingen beperkt begrip hadden van politieke structuren. Er waren duidelijke verschillen tussen opleidingsniveaus, waarbij vwo-leerlingen beter scoorden dan vmbo-leerlingen. Dit benadrukte de noodzaak voor een inclusievere aanpak.
Gedurende de zes jaar bleef het burgerschapsonderwijs moeite hebben om structurele ongelijkheden te verkleinen. Terwijl leerlingen steeds meer begrip kregen van de democratie, vooral in abstracte zin, bleef de politieke betrokkenheid van specifieke groepen, zoals vmbo-leerlingen en leerlingen met een migratieachtergrond, achter. Dit laat zien dat de huidige methoden van burgerschapsonderwijs—zoals klassikale debatten en theoretische kennisoverdracht—vooral effectief zijn voor leerlingen die al een zekere mate van betrokkenheid en kennis hebben, en minder voor hen die hier minder toegang toe hebben.
Op basis van de resultaten van zes jaar onderzoek, doet het rapport een aantal aanbevelingen voor het verbeteren van burgerschapsonderwijs:
Het onderzoek naar democratische kernwaarden heeft belangrijke implicaties voor de rol van scholen in de politieke vorming van jongeren. De resultaten laten zien dat steun voor democratie en politieke waarden onder jongeren groeit, maar dat ongelijkheden blijven bestaan tussen leerlingen met verschillende achtergronden. Dit benadrukt de noodzaak voor een herziening van de manier waarop burgerschapsonderwijs wordt vormgegeven, zodat elke leerling—ongeacht zijn of haar achtergrond—gelijke kansen heeft om zich te ontwikkelen tot een betrokken burger.
Het zesjarige ADKS-onderzoek biedt een diepgaand inzicht in de opvattingen van jongeren over democratische kernwaarden. Hoewel er duidelijke tekenen zijn van groeiende steun voor democratie onder jongeren, blijven er hardnekkige ongelijkheden bestaan. Dit vraagt om aanpassingen in het burgerschapsonderwijs, zoals een meer gedifferentieerde en ervaringsgerichte aanpak, om ervoor te zorgen dat alle jongeren goed voorbereid zijn op hun rol als actieve burgers in een democratische samenleving.
Voor meer informatie kun je het volledige rapport raadplegen: Democratische kernwaarden in het voortgezet onderwijs
Kijk hier voor meer informatie over het rapport: https://www.kennisopenbaarbestuur.nl/documenten/rapporten/2024/09/27/democratische-kernwaarden-in-het-voortgezet-onderwijs